Dag Marius,
In 1927, het jaar waarin onze universiteit werd gesticht, verscheen in Frankrijk een boekje dat tot op de dag van vandaag nog af en toe stof doet opwaaien. De titel was La trahison des clercs, in het Nederlands vertaald als ‘het verraad der klerken’, en het werd geschreven door de filosoof Julien Benda. In onze universiteitsbibliotheek was het voor de oorlog al opgenomen. Waar vaak wordt aangenomen dat Benda zich keert tegen het gebrek aan engagement bij intellectuelen, is er sprake van het tegendeel. In zijn ogen zou – heel kort gezegd – de intellectueel zich juist dienen te onthouden van zoiets als politieke betrokkenheid en het lidmaatschap van de een of andere beweging. Immers, zijn talent schuilt in een onafhankelijke geest, in het zoeken naar en het openbaren van waarheden, via de weg van de rede. Die positie neemt evenwel niet weg dat een intellectueel zich als zodanig kan keren tegen onrechtvaardigheid, tegen onderdrukking, tegen een bezetting zoals Nederland die overkwam in de Tweede Wereldoorlog. Jij was 23 toen die uitbrak, en je studeerde nog terwijl je al een paar jaar werkzaam was op het gemeentehuis van Haaren. Een overheidsorganisatie, een instelling waar je geacht wordt loyaal te zijn aan het bestuur, aan de machthebbers. Hoe verfoeilijk je sommige opvattingen dan ook mag vinden, het is jouw taak om – zoals het in de moderne tijd heet – bestuurlijke doelen te realiseren. Ik kan me daarbij iets voorstellen, na zeven jaar dienst te hebben gedaan op het stadhuis van Tilburg. In eerbare omstandigheden overigens, met kwesties die in geen verhouding staan tot de vraagstukken waarvoor jij je gesteld zag. Zonder je te kennen, stel ik me voor dat je nimmer hebt getwijfeld aan de legitimiteit van je verzet. Dat je onafhankelijke geest je de overtuiging kon schenken dat engagement en moed te verkiezen waren boven een zekere lijdzaamheid. Hoe wrang en bitter is het dat die nobelheid je het leven heeft gekost. Deze brief schrijf ik je in de week voor Pasen, waarin nog wel eens Thomas Tallis’ Spem in alium wordt uitgevoerd. Het is een 16e-eeuws muzikaal waagstuk waarin vooral hoop en vertrouwen weerklinken, van een grootsheid die de rede te boven gaat. Ik hoop dat je het gekend hebt, en dat het je tot troost kon zijn, in die barre tijden waarvan we hopen dat ze niet meer weerkeren. Vrijdag luister ik er opnieuw naar, met mijn gedachten bij jou. Pieter Siebers, Projectleider academisch erfgoed |